> Audio/Telefoon > Draagsensoren
Draagsensoren
De draagsensoren detecteren of de oortelefoons goed worden gedragen.
Wanneer ze detecteren dat de oortelefoons worden gedragen, zal er een toon (melodie) klinken.
Wanneer de oortelefoons uit uw oren worden verwijderd, wordt de aanraakbediening uitgeschakeld om fouten te voorkomen.
Wanneer de oortelefoons worden gedragen, gaan de indicatielampjes op de oortelefoons uit.
Tik met de oortelefoons in beide oren vijfmaal snel op de linker aanraaksensorgedeelte om de draagsensoren in/uit te schakelen.
Aanraaksensorgedeelte
Tijdens het in-/uitschakelen van de draagsensoren hoort u een audioadvies.
De draagsensoren zijn ingesteld op aan tijdens de fabrieksinstelling.
De draagsensoren werken mogelijk niet afhankelijk van de gebruiksomstandigheden.
Let op dat u de draagsensoren niet bedekt nadat u de oortelefoons uit uw oren hebt verwijderd. Anders kunnen ze reageren en fouten veroorzaken.
Draagsensoren
Wanneer de draagsensoren zijn ingeschakeld, zullen de aanraaksensoren niet reageren als de oortelefoons uit uw oren worden verwijderd. Om de stroom van de oortelefoons uit te schakelen plaatst u deze in de oplaadcassette of draagt u ze in uw oren en houdt u de linker en rechter aanraaksensorgebieden ingedrukt voor ongeveer 3 seconden. Uitschakelen
Als de draagsensor vuil is, kan dit leiden tot fouten. Veeg het oppervlak regelmatig af met een droge doek.